Blijkbaar beroeren weinig zaken zo de gemoederen als “het tweede verblijf”. Laatst nog in coronacrisis. Maar ook in de fiscaliteit blijkt het een steen des aanstoot. In het onderdeel “tweede verblijf” wordt een overzicht verschaft van de problemen en aandachtspunten die zich stellen met tweede verblijven, zonder onderscheid te maken of dit tweede verblijf ten persoonlijke titel aangehouden wordt door de belastingplichtige dan wel of het gebeurt door tussenkomst van een door hem aangehouden vennootschap.
Zo wordt in de personenbelasting onder meer stil gestaan bij de problemen van de toepassing van het kadastraal inkomen in een internationale context en veroordelingen die daarbij werden opgelopen.
In de vennootschapsbelasting komt het behandelen van de bezoldigingstheorie en de impact van het mid summer arrest van het Hof van Cassatie van 2015 aan bod. Ook tal van andere specialia worden behandeld. Een vennootschap kan bijvoorbeeld van de gespreide taxatie (artikel 47 WIB) gebruik maken indien wederbelegd wordt in een buitenlandse vakantiewoning.
In lokale en regionale belastingen wordt stil gestaan bij de problematiek van het tweede verblijf. Meer bepaald zal worden ingegaan op de vraag wanneer die heffingen en belastingen discriminerend zijn.
Met andere woorden een “tour d’horizon” van de fiscaliteit van het tweede verblijf.